zondag 30 augustus 2015

De Wolvin van Gimignano



De Wolvin van Gimignano

Derk Cools 

 zie coolsplanet. blogspot.com: Stories- Verhalen





zondag 23 augustus 2015

Murakami, de kleurloze Tsuruku Tazaki en zijn pelgrimsjaren







De kleurloze Tsukuru Tazaki en zijn Pelgrimsjaren

Van  Haruki Murakami

Als altijd schrijft Murakami ook dit keer weer soepel, buigzaam en geruisloos. Je kunt rustig, ongestoord in een hoekje lezen. Dit keer is het minder bizar, absurd en extreem op een zesde vinger aan een hand na. De storm van enthousiasme over dit werk is gaan liggen. Er zijn honderden recensies geschreven. Het is een realistische roman, die dicht bij het leven van alledag blijft. De gebruikelijke uitstapjes in het heelal blijven beperkt. De kleurloze Tsuruku is uit het paradijs van zijn verloren jeugd verdreven door zijn eigen vrienden en hij weet niet waarom. Het is een Kafkaësk vonnis. Absoluut en definitief. In zijn pelgrimsjaren daarna probeert hij de schok te verdringen, buigt hij het hoofd. Van het randje van de dood keert hij langzaam terug in het leven – de doodservaring kleurt zijn verdere bestaan, grijs, kleurloos, gedisciplineerd. Na zestien jaar achterhaalt Tsuruku de verrassende waarheid door gesprekken met zijn voormalige vrienden. De pelgrimsjaren brengt hij door in een ordelijk bestaan als bekwaam ingenieur van stationsbouw, met korte ontmoetingen en vriendschappen, dromen, slapeloze nachten. Een bijna wezen-loos leven van een man die vaak zijn tanden poetst, zijn handen wast, zich reinigt. Hij weet niet te ontsnappen aan het vonnis en de breuk, die hij niet verklaren kan, maar wil vergeten. Hij slaapwandelt nauwgezet door het leven zoals dat georganiseerd is en voegt zich naar omstandigheden, neemt de kleur aan van de omgeving, voelt zich een leeg vat. Hierin schuilt de kern van zijn levenswijze zoals zijn vroegere vriendin in Finland – een pottenbakster –  bijna imperatief bevestigt. Wees een leeg vat,Tsuruku! Volgens de I-Ching gaat het geheim van een aardewerkpot/vaas schuil in zijn leegte. Daarin ligt zijn bruikbaarheid. De kracht van een mens rust in zijn vermogen de vrije krachten van het ongevormde leven in een gevecht tot zich te nemen en zo te veranderen (de ene Tsukuru is de andere niet meer). Dit is het gevecht tegen het oordeel, het vonnis, dat zich aan de oppervlakte van het geordende leven voltrekt. (zie Gilles Deleuze: Afrekenen met het oordeel, in Kritisch en klinisch, essays over literatuur en filosofie) Murakami is niet behept met het Westerse gevoel van schuld, maar zal er niet onbekend mee zijn. Hoogstens is Tsuruku belast met schaamte en zwak in zijn levenshouding door het alsmaar opschorten van het noodzakelijke gevecht om de krachten te verzamelen, zich te bevrijden van het oordeel (opschorten, een neiging die aansluit bij een dodencultus, een oosterse levensvisie, bij het slaapwandelen door het leven??) De kalme, rustgevende toon en stijl van schrijven passen bij het verzaken en uitstellen door Tsukuru van het gevecht – gevolg van de doodservaring? Tegelijkertijd weet Murakami toch de lezer mee op sleeptouw te nemen. Hij neemt je mee in de trein, naar de bar,  het zwembad,  het restaurant, het station, in het vliegtuig, naar Finland en zet je op een stoel bij de gesprekken die hij met zijn vriendin Sara, zijn vriend Haida en zijn vroegere vriendenkring voert. Hoe gewoon en ernstig meestal, het gesprek kabbelt uit zichzelf en is bijna muziek. Hij fluistert melodisch en vaak melancholisch zodat de lezer aandachtig moet luisteren om gelijke pas te houden met Tsuruku's leven, dat opgaat in een onbestemd donker. Het is een stille roman. De laatste zin van de roman luidt dan ook : Toen was er alleen nog het ruisen van wind tussen witte  berken.

dinsdag 11 augustus 2015

Katja Petrowskaja, Vielleicht Esther





Vielleicht Esther


Katja Petrowskaja


Uitgegeven bij Suhrkamp in 2015

Google maar wie deze schrijfster is, die voor dit werk de Ingeborg Bachmann kreeg toegekend. Ze is geboren in Kiew, van Joodse afkomst en werkt in Berlijn. Het werk verhaalt in fragmenten de lotgevallen van haar familie en ontleent de titel aan haar overgrootmoeder van vaders kant, die misschien Esther heette, zegt haar vader en in Kiew achterbleef te oud om te vluchten en vermoord werd door de Nazis bij Baby Jar. Het werk is een zoektocht en een reis, soms googelend meestal fysiek, naar haar familieleden, die ze als het ware ontmoet in Odessa, Warschau, Mauthausen en Kiew. Het is een mozaïek aan herinneringen van mensen die weggerukt zijn, vergast, vermoord omdat ze als Joden niet mochten deelnemen aan het leven in Midden Europa. Hoewel de schrijfster telkens zoekt naar afkomst en herkomst, draagt het fragmentarisch karakter bij aan een beleving in het heden en een beeldvorming van levende mensen en niet van doden. Het zijn mensen met wie de schrijfster leeft – tegen wil en dank. De gebeurtenissen komen dankzij de techniek van de hrinnering en het inzoomen dichterbij maar behouden hun bizonder karakter. De privacy wordt niet geschonden, terwijl toch sprake is van een grote intimiteit met de familieleden, die ze tegenkomt. Ze worden geen historische figuren, maar blijven mensen uit eenzelfde stamboom zoals in verwondering wordt ontdekt. Bijna sereen komen ze over het voetlicht, in een gloed van mededogen en melancholie. Het maakt het mogelijk als lezer telkens weer terug te keren naar de gebeurtenissen, die onaf als ze zijn een eigen volmaaktheid in zich dragen. Er is altijd een tederheid die door de herinnering heen klinkt zoals verteld. Er blijven dingen, gebeurtenissen onopgehelderd zoals ook het leven van de niet-joodse grootvader die pas na vele jaren terugkeert. Ook de laatste, zoals door de schrijfster 'gedachte' ontmoeting tussen Vielleicht Esther, de oude vrouw en de Duitse officier op straat, die zij vermoedelijk in het Duits met een joods accent de weg vraagt naar Baby Jar blijft hangen als ongekend - zij worden beiden niet in het gezicht gezien, maar blijven hardnekkig met de rug naar de schrijfster staan.

In het boek zijn ook enkele fotootjes opgenomen van familieleden zoals de oprichter van de doofstommen scholen en van de achteroom, Judas Stern, die midden in Moskou in 1932 een aanslag pleegde op een Duitse diplomaat en daarvoor in een schijnproces ter dood werd veroordeeld – zonder dat ooit maar een moment naarvoren is gebracht dat het hier om een Joodse man ging – vlak voordat Hitler in Duitsland aan de macht kwam.

De fotootjes, de melancholie, het fragmentarische, het documentaire en de poëtische stijl doen me denken aan het werk van W.G.Sebald, die op bijna soortgelijke wijze een geschiedenis van de twintigste eeuw heeft geschreven. De zoektocht laat het fragmentarische van de herinneringen en het verleden in tact. De verbeelding maakt het mogelijk de herinneringen te beschermen tegen aantasting door de tijd. Zij lichten op in de taal, die voor de schrijfster bovendien de functie heeft het verleden tot leven te roepen in woorden en klanken, die  gesproken werden door de Ander, de vijand en zo de emoties te onderwerpen aan een nieuwe vormgeving en discipline. De losse structuur van het verhaal versterkt de klank van de stemmen, die aan het woord worden gelaten. Het is een uitzonderlijke stijl, poëtisch, weloverdacht en gaaf, die de schroomvalligheid van de schrijfster weerspiegelt en de barbaarsheid van de moorden op een delicate wijze in al zijn wreedheid toont.


zaterdag 1 augustus 2015

le Clézio Désert




Le Clézio

Désert,
vertaald in het Engels  door C.Dickson in 2008

De woestijn of the desert, vertaald uit het franse désert, het boek waarmee de schrijver le Clézio eind jaren zeventig doorbrak naar het grote publiek na een korte experimentele fase als nouveau roman schrijver zoals Robbe Grillet en Michel Butor. Het vertelt van de tragische ondergang van het woestijnrijk van het Toeareg volk, de Blauwe ruiter, en de tragiek van de immigrant uit de Sahel, rond de vorige eeuwwisseling, aan de hand van de lotgevallen van het meisje Lalla  in Marseille en Tanger.
Het is bijna zo actueel als de dag van vandaag met zijn Boko Haram en bootmigranten in de Middellandse Zee. Gevechten tussen orthodoxe moslims en christenen, de uittocht uit de Sahel- landen naar het beloofde land. Een herhaling in nieuwe gedaante. De meedogenloosheid van het leven, de botsing van culturen en ideologie.
Het is niet alleen een historische roman, maar ook een geografisch werk of beter nog een landschappelijke vertelling, waarin de lezer de woestijn aan den lijve ervaart. In dat opzicht is het een lijfelijk werk dat alle zintuigen en zinnen de ruimte geeft. De hoofdpersonen worden in hun natuurlijke omgeving geplaatst, hun fysieke ervaringen van de woestijn en ook de westerse stad zijn indringend. Het verhaal is op de huid van de lezer geschreven. Het heeft de sensatie van nabijheid en daarmee ook van traagheid, een natuurlijk ritme dat niet is te versnellen en vraagt om geduld van de lezer. Dag en nacht, hitte en koude, vogels en ruimte, licht, zinderend licht dat verblindt en de huid samentrekt. Niet ontdaan van emoties, is de roman in hoofdzaak een lange beschrijving van de mens in de natuur, een harde, medogenloze natuur, van een eeuwenlange symbiose tussen de Tuaregs en het land, die zijn grenzen bereikt met de komst van het kolonialisme, dat de mens los maakt uit zijn tradities, gewoonten en culurele mentaliteit. De ondergang van deze territoir gebonden cultuur en zijn mensen is onvermijdelijk tijdens de confrontatie met de westerse indringers en hun wapens, hun zucht tot overheersing. Als gevolg van de bijna fenomenologische benadering, komen de hoofdpersonen - Nour, de jongeling, Lalla het meisje en fotomodel, Radisz de zigeuner en dief, de sjeik en de onzichtbare es Ser - niet als individuën uit de verf, maar blijven ze karakteristieke representanten van een volk dat verloren gaat. Hun monotheistische, hun nomadische en tribale levenswijze worden in hun eigen volheid geschetst, maar door de westerlingen ervaren en gezien als fanatisme en fatalisme, sectarische verblinding, onbruikbare mystiek en suicidaal monisme. Zij zijn verliezers van meet af aan doordat gekozen is door de schrijver voor een roman in een historische setting, waarvan de afloop vast staat. De passages over het leven in de woestijn zijn niettemin vaak lyrisch, fenomenaal en dromerig, traag en symbiotisch. Het is de gevangenschap van de mens die zich technisch en geestelijk niet kan losmaken van zijn oorsprong en land. De lyriek kan gelezen worden als mededogen met de in zijn eigen wereld opgesloten Toeareg, die zijn ondergang tegemoet gaat.