The Master of
Petersburg
Coetzee
Hoofdpersoon van
de roman is Dostoevski, die uit Dresden reist naar Petersburg, waar zijn
stiefzoon Pavel om het leven is gekomen. Zoonlief blijkt bij nader onderzoek
aangesloten te zijn bij een groep jeugdige revolutionairen olv een zekere
Nechaev, die beweert dat de politie Pavel heeft omgebracht maar vermoedelijk
zelf de dader van het misdrijf is. Dostoevski logeert bij Ana Sergejevich en
haar dochter Matryona, die beiden een verhouding hebben gehad met Pavel en nu
ook min of meer bezwijken voor D.
Alle thema’s van
D. komen in deze roman terug: schuld en boete, wreedheid, sadisme en
zelfkwelling, misdaad en straf, vaders en zonen, perversie (pedofilie) en
verleiding, epilepsie en zelfbegoocheling, obsessies en bezetenheid, armoede en
revolutie, rationeel zelfbedrog en eenzaamheid. Noodlot en koppig verzet?
Het is een
thriller en een tragedie, een noodlotsdrama. Het laat zien hoe een individu kan
losraken van de maatschappij, verdwaalt in zijn eigen obsessies, hoe hij
radicaliseert en moreel elk houvast verliest en moord en doodslag zich laten
rechtvaardigen op deze dwaalweg.
Coetzee toont hoe
schrijven een fysiek proces is, waarin al het denkbare voelbaar wordt gemaakt,
zodat er een beklemming ontstaat, waaraan voor de lezer geen ontsnappen
mogelijk lijkt. De grenzen tussen werkelijkheid en binnenwereld verdwijnen of
vervagen, zodat de lezer niet meer weet of het gaat om verbeelding, fantasie,
geestesziekte of over de buitenwereld. Overal loert gevaar en steekt angst,
bedreiging en vlucht de kop op. Aan het eind schuift het schrijven van D. zich
in dat van Coetzee of andersom.
Het lezen
wordt schrijven, in elk geval een
voortgaande ervaring, die zich voltrekt alsof schrijver noch lezer weet wat in
het verschiet ligt. Al lezend gebeurt wat zich schrijft zonder koers of
richting, lijkt het, een logica volgend, waarvan de regels al lezend worden
herkend maar niet kunnen worden geanticipeerd, omdat de schrijver niet vóór
ligt, maar gelijk op loopt en openhoudt wat nog gaat gebeuren. Lezen en
schrijven hebben een simultaan karakter, een innige verbondenheid, die dwingt
lezer en schrijver bijeen te houden, zo je wilt te verwisselen, zodat het
verhaal geen kans krijgt zich los te maken als zelfstandig onderwerp en een
schaduw te werpen over het schrijven en lezen. Niet de uitkomst maar het lezen
vormt de essentie van het werk. Het verhaal is de constructie, die eigenlijk
niet zichtbaar mag zijn om te voorkomen, dat het schrijven op de achtergrond
verdwijnt en plaats moet maken voor een werk dat voltooid is en daarna gelezen
wordt. Het is de ervaring, die zich aandient en gesmaakt wordt.