woensdag 23 juni 2010

Hirschfeld, In de ban van de Macht.




Auteur: A.v.d. Zwan

Boektitel: Hirschfeld,  In de ban van de Macht.


Binnen twee dagen had ik het boek van v.d.Zwan over Hirschfeld uit. Het is spannend geschreven, bijna een historische thriller. Hij licht telkens een tipje van de sluier op, maar houdt de (onaangename) verrassing tot het laatst in petto. De opbouw van het boek op zich is niet slecht. Eerst het doen en laten van de man, zijn functioneren en zijn gedrag analyseren daarna zijn joodse afkomst en wat psychologie incluis de suggestie van homofilie. Die beide facetten van zijn (sterke, autoritaire?) karakter maken de
verborgenheid - de dubbele bodem - als element in zijn gedrag onder de omstandigheden van vervolging plausibel en zelfs wel aanvaardbaar, indien er al sprake van is geweest. In een ouderwetse, protestantse maatschappij als de Nederlandse in die jaren was gereserveerdheid een deugd die niet snel werd ervaren als huichelachtigheid of schijnheiligheid. Het was een masker dat goed van pas kwam in de ambtenarij en zeker bij het vak van onderhandelen.

Persona was toen nog bijna klassiek identiek met masker. vdZ. duidt dit met recht even aan, waar hij Hirschfeld’s karakter bespreekt - een schets die veel weg heeft van de zgn autoritaire persoonlijkheid volgens Adorno - een psychologisch construct waaraan het mechanisme van de zondebok ook niet vreemd is.(Er is een wederkerigheid tussen uitgesloten worden en zich uitgesloten voelen, dat
in het geval van Hirschfeld. met zijn joodse achtergrond van doen kan hebben. Ook onder katholieken kwam dit type vaak voor - ook zij werden lange tijd niet als volwaardige Nederlandsers gezien, ultramontanen, die hun loyaliteit telkens maar moesten bewijzen).

Het slot van het boek is gewaagd en misschien overbodig. Een vergelijking met Fouché langs wegen van Stefan Zweig geeft er een kleine literaire draai aan. In mijn herinnering staat Fouché te boek als een rat - in spionage termen spreekt men liever van een mol. Een dergelijke vergelijking is uiteraard tegen de schenen van de fatsoenlijke Nederlander - Bolkestein, van goede komaf, incluis? Het kan toch niet zo zijn dat we ons al die jaren hebben laten beduvelen door een zo geslepen man – die we vrijwillig alle macht in handen hebben gegeven  - dat hij ook na de oorlog weer weg komt met een eerherstel dat hij dan ook nog weer min of meer zelf bewerkstelligt - al is het met behulp van een man als Fentener van Vlissingen, die lang de eigen belangen met een pro duitse gezindheid heeft behartigd.

Ik moet zeggen, de vergelijking met Fouché deed mij ook even schrikken en naar rationalisatie zoeken. Het heeft iets van een plot, wat  bij een historische reconstructie niet kan. Het nodigt uit tot het verwijt dat er naar een ontknoping is toegewerkt. Dat verzwakt de aanspraak op wetenschappelijke analyse, maar past toch weer wel in een biografie, die vraagt om een afgerond beeld van een persoon.  Ik vind wel dat de recensie van Bolkestein beneden de maat is, omdat het hart van het boek niet aan bod komt. ( Het is waar, hij bespreekt eigenlijk het boek van Fennema) Die kern van het boek  bestaat uit de analyse van de voor-oorlogse sturing door Hirschfeld naar een pro-Duitse economische politiek. Hier lijkt me dat de kritiek zich op moet richten. Dat doet Kleman in een recensie, waarin hij stelt dat niet H. de koers bepaalt maar de ministers Verschuur en later Steenberghe. Ik had ook het gevoel dat in vd.Z's schets iets niet klopt. Wie is er de baas op het departement? Hoe kan H. zo zelfstandig een onlogische economische koers volgen/maken, terwijl Steenberghe een sterke man met grote ambitie is, zoals ook in de meidagen van 1940  nog eens duidelijk blijkt.

Formeel blijft trouwens ook een minister verantwoordelijk en zeker een sterke. Ik deel dan ook de kritiek van Kleman, waarin hij suggereert dat vd.Z. lijkt toe te redeneren naar een conclusie, die hij bij voorbaat heeft getrokken. De vraag is alleen bij voorbaat of toch na bestudering van de  economische feiten zoals vdZ die rangschikt. Kleman maakt aannemelijk dat vdZ. het vooroorlogse politieke raamwerk niet goed heeft ingeschat, waardoor de pro-Duitse koers bepaald is door de ministers, die een achterban hadden met meer belang bij een duitse afzetmarkt, terwijl Colijn dan meer de internationale, Anglo- markten in het vizier hield. Ik zou nog eens naar de markten en de producten moeten kijken om hierover een fair oordeel te kunnen geven. Is  het alternatief van de Oslo-landen reëel of verdoezelt vdZ. met statistieken toch enigszins het werkelijke beeld van de marktverhoudingen en belangen voor Nederland? Op zich lijkt me de bewuste, zij het opportunistische  keuze van een pro duitse economische politiek door vdZ. heel aannemelijk gemaakt en zal Hirschfeld ook zonder meer deze koers gevaren hebben al dan niet met steun van zijn ministers in de rug. De kwalificatie pro Duits had voor de oorlog niet diezelfde pejoratieve klank die ze nu heeft vanuit na-oorlogs perspectief, hoewel Hirschfeld hier dan wel als opmerkelijk neutraal verschijnt tegenover wat er in nazi-Duitsland gebeurt. Op economisch terrein was Duitsland een werkelijkheid en een groeiende macht. Hier wreekt zich dat Nederland vóór de oorlog politiek niet een
antifascistische koers wilde varen. Waarom zou het dan een anti-Duits economisch beleid gaan voeren? Met andere woorden pro Duitse krachten waren vóór de oorlog niet zo verdacht als we nu wel zouden denken – zeker niet o.l.v. een man als Colijn, die ook niet vrij was van autoritaire opvattingen. Het behoorde tot de realistische mogelijkheden om in het kielzog van Duitsland te varen.

Ik meen dat het neutrale Nederland van de eerste W.O. ook in hoge mate pro Duits gehandeld heeft en het gaf tenslotte de Keizer onderdak tot zijn dood. De Nederlandse amusementscultuur was overigens ook Duits georienteerd – de Schlagers en de vele padvinderachtige liederen, die gezongen werden als men de natuur introk. Ter Braak met zijn Comité van Waakzaamheid was een roepende in de woestijn. Democratie werd vaak meer als een zwaktebod ervaren. Ik vind dat vdZ. dit indirect wel goed aangeeft door het geschuifel van het Nederlandse bedrijfsleven nadat Nederland in de meidagen bezet is. Het liefst gaat men 'unverfroren' door met productie en leveringen, is het bedrijfsleven in feite gelukkig met de economische opleving die volgt op de bezetting. Geleidelijk aan worden bedrijfsbelangen voorgeschoteld als nationale belangen, belangen van het volk – de voedselvoorziening moet veilig gesteld worden. Ook maakt  vdZ. het plausibel dat het dan te laat is een draai te maken en Duitsland als een 'vijandelijke' markt te behandelen. Nederland is in de netten verstrikt geraakt door zijn opportunistische politiek t.o.v. de Nazi's.

Sommigen beweren dat Hirschfeld een vooruitziende blik heeft gehad t.a.v. het ontstaan van een nieuw Europa. Het is zeer de vraag of het apparaat  - het Ministerie van Economische Zaken, waar ik jaren lang heb gewerkt - dat hij heeft opgebouwd niet eerder remmend dan stimulerend heeft gewerkt op de modernisering van de Nederlandse industrie in een Europese ruimte.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten