dinsdag 11 augustus 2015

Katja Petrowskaja, Vielleicht Esther





Vielleicht Esther


Katja Petrowskaja


Uitgegeven bij Suhrkamp in 2015

Google maar wie deze schrijfster is, die voor dit werk de Ingeborg Bachmann kreeg toegekend. Ze is geboren in Kiew, van Joodse afkomst en werkt in Berlijn. Het werk verhaalt in fragmenten de lotgevallen van haar familie en ontleent de titel aan haar overgrootmoeder van vaders kant, die misschien Esther heette, zegt haar vader en in Kiew achterbleef te oud om te vluchten en vermoord werd door de Nazis bij Baby Jar. Het werk is een zoektocht en een reis, soms googelend meestal fysiek, naar haar familieleden, die ze als het ware ontmoet in Odessa, Warschau, Mauthausen en Kiew. Het is een mozaïek aan herinneringen van mensen die weggerukt zijn, vergast, vermoord omdat ze als Joden niet mochten deelnemen aan het leven in Midden Europa. Hoewel de schrijfster telkens zoekt naar afkomst en herkomst, draagt het fragmentarisch karakter bij aan een beleving in het heden en een beeldvorming van levende mensen en niet van doden. Het zijn mensen met wie de schrijfster leeft – tegen wil en dank. De gebeurtenissen komen dankzij de techniek van de hrinnering en het inzoomen dichterbij maar behouden hun bizonder karakter. De privacy wordt niet geschonden, terwijl toch sprake is van een grote intimiteit met de familieleden, die ze tegenkomt. Ze worden geen historische figuren, maar blijven mensen uit eenzelfde stamboom zoals in verwondering wordt ontdekt. Bijna sereen komen ze over het voetlicht, in een gloed van mededogen en melancholie. Het maakt het mogelijk als lezer telkens weer terug te keren naar de gebeurtenissen, die onaf als ze zijn een eigen volmaaktheid in zich dragen. Er is altijd een tederheid die door de herinnering heen klinkt zoals verteld. Er blijven dingen, gebeurtenissen onopgehelderd zoals ook het leven van de niet-joodse grootvader die pas na vele jaren terugkeert. Ook de laatste, zoals door de schrijfster 'gedachte' ontmoeting tussen Vielleicht Esther, de oude vrouw en de Duitse officier op straat, die zij vermoedelijk in het Duits met een joods accent de weg vraagt naar Baby Jar blijft hangen als ongekend - zij worden beiden niet in het gezicht gezien, maar blijven hardnekkig met de rug naar de schrijfster staan.

In het boek zijn ook enkele fotootjes opgenomen van familieleden zoals de oprichter van de doofstommen scholen en van de achteroom, Judas Stern, die midden in Moskou in 1932 een aanslag pleegde op een Duitse diplomaat en daarvoor in een schijnproces ter dood werd veroordeeld – zonder dat ooit maar een moment naarvoren is gebracht dat het hier om een Joodse man ging – vlak voordat Hitler in Duitsland aan de macht kwam.

De fotootjes, de melancholie, het fragmentarische, het documentaire en de poëtische stijl doen me denken aan het werk van W.G.Sebald, die op bijna soortgelijke wijze een geschiedenis van de twintigste eeuw heeft geschreven. De zoektocht laat het fragmentarische van de herinneringen en het verleden in tact. De verbeelding maakt het mogelijk de herinneringen te beschermen tegen aantasting door de tijd. Zij lichten op in de taal, die voor de schrijfster bovendien de functie heeft het verleden tot leven te roepen in woorden en klanken, die  gesproken werden door de Ander, de vijand en zo de emoties te onderwerpen aan een nieuwe vormgeving en discipline. De losse structuur van het verhaal versterkt de klank van de stemmen, die aan het woord worden gelaten. Het is een uitzonderlijke stijl, poëtisch, weloverdacht en gaaf, die de schroomvalligheid van de schrijfster weerspiegelt en de barbaarsheid van de moorden op een delicate wijze in al zijn wreedheid toont.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten