zondag 23 augustus 2015

Murakami, de kleurloze Tsuruku Tazaki en zijn pelgrimsjaren







De kleurloze Tsukuru Tazaki en zijn Pelgrimsjaren

Van  Haruki Murakami

Als altijd schrijft Murakami ook dit keer weer soepel, buigzaam en geruisloos. Je kunt rustig, ongestoord in een hoekje lezen. Dit keer is het minder bizar, absurd en extreem op een zesde vinger aan een hand na. De storm van enthousiasme over dit werk is gaan liggen. Er zijn honderden recensies geschreven. Het is een realistische roman, die dicht bij het leven van alledag blijft. De gebruikelijke uitstapjes in het heelal blijven beperkt. De kleurloze Tsuruku is uit het paradijs van zijn verloren jeugd verdreven door zijn eigen vrienden en hij weet niet waarom. Het is een Kafkaësk vonnis. Absoluut en definitief. In zijn pelgrimsjaren daarna probeert hij de schok te verdringen, buigt hij het hoofd. Van het randje van de dood keert hij langzaam terug in het leven – de doodservaring kleurt zijn verdere bestaan, grijs, kleurloos, gedisciplineerd. Na zestien jaar achterhaalt Tsuruku de verrassende waarheid door gesprekken met zijn voormalige vrienden. De pelgrimsjaren brengt hij door in een ordelijk bestaan als bekwaam ingenieur van stationsbouw, met korte ontmoetingen en vriendschappen, dromen, slapeloze nachten. Een bijna wezen-loos leven van een man die vaak zijn tanden poetst, zijn handen wast, zich reinigt. Hij weet niet te ontsnappen aan het vonnis en de breuk, die hij niet verklaren kan, maar wil vergeten. Hij slaapwandelt nauwgezet door het leven zoals dat georganiseerd is en voegt zich naar omstandigheden, neemt de kleur aan van de omgeving, voelt zich een leeg vat. Hierin schuilt de kern van zijn levenswijze zoals zijn vroegere vriendin in Finland – een pottenbakster –  bijna imperatief bevestigt. Wees een leeg vat,Tsuruku! Volgens de I-Ching gaat het geheim van een aardewerkpot/vaas schuil in zijn leegte. Daarin ligt zijn bruikbaarheid. De kracht van een mens rust in zijn vermogen de vrije krachten van het ongevormde leven in een gevecht tot zich te nemen en zo te veranderen (de ene Tsukuru is de andere niet meer). Dit is het gevecht tegen het oordeel, het vonnis, dat zich aan de oppervlakte van het geordende leven voltrekt. (zie Gilles Deleuze: Afrekenen met het oordeel, in Kritisch en klinisch, essays over literatuur en filosofie) Murakami is niet behept met het Westerse gevoel van schuld, maar zal er niet onbekend mee zijn. Hoogstens is Tsuruku belast met schaamte en zwak in zijn levenshouding door het alsmaar opschorten van het noodzakelijke gevecht om de krachten te verzamelen, zich te bevrijden van het oordeel (opschorten, een neiging die aansluit bij een dodencultus, een oosterse levensvisie, bij het slaapwandelen door het leven??) De kalme, rustgevende toon en stijl van schrijven passen bij het verzaken en uitstellen door Tsukuru van het gevecht – gevolg van de doodservaring? Tegelijkertijd weet Murakami toch de lezer mee op sleeptouw te nemen. Hij neemt je mee in de trein, naar de bar,  het zwembad,  het restaurant, het station, in het vliegtuig, naar Finland en zet je op een stoel bij de gesprekken die hij met zijn vriendin Sara, zijn vriend Haida en zijn vroegere vriendenkring voert. Hoe gewoon en ernstig meestal, het gesprek kabbelt uit zichzelf en is bijna muziek. Hij fluistert melodisch en vaak melancholisch zodat de lezer aandachtig moet luisteren om gelijke pas te houden met Tsuruku's leven, dat opgaat in een onbestemd donker. Het is een stille roman. De laatste zin van de roman luidt dan ook : Toen was er alleen nog het ruisen van wind tussen witte  berken.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten