De laatste bizon – een kijkje in de Amerikaanse ziel (over Williams) , 13 januari 2018, Napa, Amigoe DAgblad, Curacao
De dagen van het Vuurwerk zijn weer voorbij. In de Verenigde Staten lijkt
het wel het hele jaar door Vuur-werk. Toch gaan de dagen van de Mass Shootings
bijna ongemerkt voorbij. Volgens de statistiek over Gun Violence telde de maand
december 19 doden en 95 gewonden in de V.S. We schrikken pas weer op bij een
Mass Shooting als onlangs in Las Vegas met 58 doden en meer dan 500 gewonden in
één keer. Zit het de Amerikanen in het
bloed, in hun cultuur, in wat? Ik ga hieronder te rade bij de Amerikaanse
schrijver John Williams van Butcher’s Crossing.
De laatste bizon
Las Vegas
Het leven gaat gewoon door. Beneden bij het hotel rijden al
weer de auto’s vijf rijbanen breed door de lichtreclame stad Las Vegas op weg
naar een blinkend casino dan wel naar een schietbaan, waar de bezoeker zich kan
uitleven in een ongebreidelde (self)kick. Nog altijd beter, hoe meelijwekkend
ook, denk ik, dan twee kamers huren in een hotel en op een papiertje de hoek
berekenen, waaronder je met zoveel mogelijk kogels uit zoveel mogelijk
(semi)-automatische geweren zoveel mogelijk onbekenden, zo snel mogelijk kunt
neerknallen. In een mum van tijd: 58 doden en meer dan 500 gewonden.
Sensationeel, onvoorstelbaar,laf.
Paddock, de dader, is sinds kort wereldberoemd en dood,
morsdood, gelukkig. Jammer voor justitie en voor ons gevoel van gerechtigheid
en onze onbevredigde zucht naar een verklaring van de recente moordpartij in
Las Vegas. Iedereen kan nu vrijelijk zijn mening ventileren zonder iets op te
lossen of dichter bij het motief te
komen van de massamoord vanuit de 32ste verdieping van een hotel.
Als de politie en de psychiatrie geen uitsluitsel kunnen geven, wat rest ons
dan? Zelden of nooit biedt literatuur enig houvast, maar soms wel meer inzicht.
Literatuur is een vorm van onderzoek naar wie we eigenlijk zijn. Anders dan
de wetenschap, maar vaak indringender. In dit geval hoe Amerikaans of
(on)menselijk we zijn.
John Williams
Waar moest ik toch steeds aan denken bij het beeld van
deze slachting? Aan de Amerikaanse school shootings. Vanzelfsprekend. Aan de Oorlog.
Natuurlijk, welke dan ook. Aan de inzet van drones tegen gezochte terroristen.
Ja, natuurlijk. Maar ook aan literatuur. Aan
MiIller uit ‘Butcher’s Crossing’ van John Williams, die daarnaast ook de roman ‘Stoner’
schreef en de niet minder knappe roman
Augustus, de eerste keizer van het Romeinse rijk.
Williams schreef drie totaal verschillende romans in een
ingetogen en meeslepende stijl, die op zichzelf niets van doen heeft met
geweld. Zelf leidde hij een rustig leventje aan een universiteit zoals ook de
hoofdpersoon van het gelijknamige boek ‘Stoner’. In deze roman vertelt hij op
ingehouden toon over het universitaire leven van een docent in de Engelse
letterkunde, die te lijden heeft van zijn eigen hoge academische eisen. Deze
worden hem niet in dank afgenomen en richten hem en zijn gezin indirect ten
gronde. Stoner is de belichaming van intellectuele kwaliteit, integriteit en van
een onafhankelijke geestesgesteldheid, maar maatschappelijk is hij een
volstrekte ‘loser’. Hij leeft in een harde, vrijgevochten, Amerikaanse
samenleving. Geweld speelt alleen op de achtergrond, ver weg in Vietnam een
rol.
Dat Williams zich even goed kon inleven in de ambitie van
de jonge Octavianus om af te rekenen met zijn rivaal Antonius en de eerste
keizer van het Romeinse imperium te kunnen worden, getuigt van inzicht in de menselijke
psyche, uitgewerkt in een schitterende briefwisseling tussen Octavianus en zijn
moeder Livia. Geweld neemt hier de vorm aan van strijd om de ultieme macht, die
uitgewogen, gebalanceerd en zelfs wijs wordt belicht. Dit werk is vergelijkbaar
met het klassieke werk van de Belgische M. Yourcenar over de Romeinse keizer
Hadrianus.
Een Western?
Terug naar ‘Butcher’s Crossing’, het derde werk van Williams.
Ik ben geen kenner of liefhebber van cowboy romans (Westerns), het Wilde Westen
en de bijbehorende country en western muziek. Mijn kennis op dat terrein is
beperkt gebleven. Ik las vroeger met interesse de ontdekkingstochten van Lewis
en Clark langs de rivier de Missouri door Indianengebied – in opdracht van president Jefferson onder het mom van wetenschappelijk onderzoek. Ook
las ik boeken over de Grote Trek naar het Westen (the frontier) van families in
huifkarren en over de Goldrush in California (1848). In eerste aanleg kon me echter
een roman over de bizonjacht dan ook niet onmiddellijk bekoren, maar voor de
naam van Williams moest ik wel bezwijken nadat ik zijn Stoner had gelezen. Ik
heb er geen spijt van. Zoals het Romeinse rijk tot leven komt in de klassieke roman
‘Augustus’ en in ‘Stoner’ het dagelijks leven aan een Amerikaanse universiteit in
de jaren zestig van de vorige eeuw, zo biedt ‘Butcher’s Crossing’, zijn roman
over de laatste bizonjacht, een kijkje in de Amerikaanse ziel. Misschien is dit
iets te boud beweerd en te kort door de literaire bocht. Laat ik zeggen dat
Williams in zijn roman raakt aan wat een buitenlander als ‘Amerikaans’ ervaart -
al dan niet terecht.
Butcher’s
Crossing
In Butcher’s Crossing laat een jongeman, Andrews zich
verleiden tot het financieren en deelnemen aan een bizonjacht o.l.v. een zekere
Miller, die hiermee al langer ervaring heeft. In gezelschap van de huidenviller
Schneider en de drijver van de ossenkar Charley Hoge rijden ze naar Kansas en
Colorado - waar ze in een box canyon duizenden bizons aantreffen. Miller wijdt
Andrews in de jachtpartij in – als was het de ‘frontier’, een gevecht met de
natuur. Het wordt een dodelijk ritueel, dat uitloopt op totale destructie, een ultieme
slachting van alle, ja bijna alle bizons.
‘Greed’ (hebzucht), de drang naar meer
huiden, meer dode bizons, meer en meer geld wordt het gezelschap tenslotte noodlottig.
Het schieten heeft dagen te lang geduurd. Andrews ziet in de verte de eerste
sneeuwvlok neerdwarrelen, de aankondiging van een sneeuwstorm. De mannen worden
overvallen door de winter, die hen dwingt tot maanden overleven in de barre wildernis.
Dan smelt de sneeuw weer, vertrekken ze
naar Butcher’s Crossing. Op terugweg kantelt de ossenkar, te hoog opgetast met bizonhuiden,
in de rivier en verdrinkt Schneider, de eenling, wiens hoed zelfs niet de
moeite waard is om op te vissen als aandenken. Charley Hoge verandert in een
zombie. Dit is (ook) het kantelpunt in de roman. Na terugkomst steekt Miller uit
woede om de slechte financiële deal de geredde huiden in brand. Hij ontketent
een waanzinnig inferno, sticht een ultieme, allesverterende brand. Andrews is nu
geïnitieerd in het (Amerikaanse?) leven en getekend.
Het is deze Miller, de aanvankelijk zo bedachtzame en
ervaren bizonjager, de evenwichtige, volwassen man en leider, die eerder
al in de box canyon zijn zelfbeheersing
verliest. Hij raakt daar als bezeten door en tijdens een dagen lange (veertig
bladzijden lange) schietpartij op de bizons. Zijn gezicht met witte tanden,
zwart van de kruitdamp, zijn vinger gezwollen om de trekker van het geweer, verandert
Miller in een onstopbare moordmachine. En Andrews vraagt zich temidden van al
die dode bizons in de vallei af: wie en waar hij is.
Het is deze orgastische scene, die me weer voor ogen
kwam, toen ik hoorde van P. in Las Vegas. Het beeld van Miller, een ogenschijnlijk
rustige man die bij het zien van die duizenden
vredig in de vallei grazende bizons geleidelijk in extase geraakt. Een man die met zijn volle verstand, in alle vrijheid
besluit duizenden dieren te doden. Een vrijheid die hij ontleent aan het Amerikaanse ideaal van de wildernisman en aan
zijn onafscheidelijk wapen, dat hem echter verhindert nog bij zinnen te komen. Michelle
Latiolais, die de introductie op de roman schrijft, werpt de suggestie op, dat John
Williams misschien het moorddadig Amerikaanse optreden in Vietnam voor ogen heeft gehad. Zonder hieraan iets te
willen afdoen, is het naar mijn gevoel even goed mogelijk om te denken aan de Amerikaanse
genocide van de Indianen tijdens de doortocht naar het
westen in de negentiende eeuw. Weinig Amerikanen kunnen tegenwoordig iets
zinnigs of geloofwaardigs vertellen over
Indianen.
De Wildernis
Miller voelt zich een jager. Hij raakt weliswaar uitgeput
van de dagenlange schietpartij, dat is waar, maar verder zijn alle verhoudingen
behorend tot de jacht zoek. Diep in zijn hart voelt een Amerikaan zich (ook) een
spirituele man van de wildernis. Daar woedt zijn gevecht met de natuur, daar vindt
hij zijn uitdaging. Daar zal hij overleven. Daar wordt hij een nieuwe, een
ander mens, strijdbaar maar gelouterd. Welnu, Miller is eigenlijk het failliet
van deze idee. Hij is een massaslachter, een moordenaar net als Paddock.
Bizon of mens om het even, ze zijn niet de prooi van een roofdier, maar plat
gezegd, neergemaaide slachtoffers.
Williams schrijft hoe Miller al schietend zelf letterlijk
verandert in ‘wapen-tuig’. En de werkelijkheid leert ons helaas dat het niet
exclusief voor Miller geldt. In wezen laat Williams zien hoe de natuur van de
mens bovenkomt, wanneer hebzucht (‘greed’) alle remmen los gooit. Alleen de
dood van de ander of van hemzelf kan Miller, de vernietigingsmachine, die hij
is geworden, tot stilstand brengen. Misschien denkt hij nog te ‘jagen’, te
rivaliseren met een tegenstander, maar in werkelijkheid blijkt hij bevangen
door een roes, die het verstand vertroebelt. Een roes van geweld en hebzucht,
die hem in een hoek hebben gedreven. Williams tekent Miller als een sidderend
wezen met een lege blik op het beslissend moment, dat de ratio als rem wordt
doorgetrapt. Indringend, beangstigend en beklemmend zoals Miller de
bizonslachting voltrekt in een daad van absolute vrijheid, totale vernietiging,
geestelijke onmacht. ‘And he (Andrews) came to see Miller as a mechanism, an automaton……,
he came to see the destruction as a cold, mindless response to the life in
which Miller had immersed himself.’ Iets soortgelijks heeft zich
vermoedelijk ook achter de ramen van de 32ste verdieping van het
hotel in las Vegas afgespeeld.
Derk Cools