woensdag 30 mei 2018

*Een Kind in de literatuur 18 november 2017  (over Silvina Ocampo) in de Napa, van de Amigoe,Curacao





Een Kind in de Literatuur
Door: Derk Cools

Tip van de sluier
Soms duurt het even, voordat je in de gaten hebt, waarom een verhaal blijft doorzingen. Of waarom je het nog een keer wilt lezen. Dan komt de klik en de knik. Dat is het ware verhaal, van de ware schrijver. Dit geldt zeker voor de fantastische, korte verhalen, die Silvina Ocampo (1903-1993) geschreven heeft. Ze was een Argentijns schrijfster, die lang in de schaduw van Borges en van Adolfo Bioy Casares (haar echtgenoot) is gebleven. Op zich geen schande, zij waren literaire reuzen. Maar met het verstrijken van de tijd, wordt ook Ocampo erkend als een grootheid in de wereldliteratuur. Een selectie van verhalen, die gebundeld werden in een Engelse vertaling “Thus Were Their Faces”, verscheen veertig jaar na dato van de eerste publicaties. Ze gaan over vrienden en geliefden, over poppen, honden, gasten, de oppas, een tuinman, babies, spiegels, een fluwelen jurk, een bruidsluier, over vrome meisjes, gebed, straf en kwajongensstreken. Over dromen. Ze spelen zich af, zeg maar, om de hoek, hier in je (eigen) land, stad of dorp; en niet ver terug in de tijd, maar gewoon nu, terwijl je zit te lezen. Hoe alledaags ook, vrijwel alle verhalen maken een onverwachte draai. Voordat je het als lezer beseft, doe je mee in het verhaal of ben je medeplichtig. Want plotseling veranderen de hoofdpersonen. De tuinman vergroeit met de grond als plant. Kinderen in het vliegtuig, dat neerstort, vliegen weg als engeltjes omhoog naar de hemel. De vrouw des huizes ondergaat een persoonsverwisseling. In de bruidsluier huist een giftige spin. Een kinderfeestje eindigt in een brandend huis. Een heilige blijkt een ‘kwaje.’ De fluwelen jurk sluit zich om de vrouw, die er niet meer levend kan uitkomen. De lievelingshond wordt het galgenmaal voor een bezoeker.
Dit is slechts een tip van de sluier. Een hint ook naar het macabere,dat haar verhalen kenmerkt. Maar elk literair verhaal is meer dan zijn plot of ontknoping. En dat geldt zeker voor de vertelkunst van Ocampo. De verhalen zijn knap geschreven en onvergetelijk. Haar stijl is direct, beknopt, zorgvuldig en soepel, rijk aan beelden en onmisbare details. Ze zijn ook meeslepend en verrassend als verhaal, spannend bijna en vaak ongemakkelijk.
De verhalen hebben vaart, waardoor er nauwelijks tijd is om vast te stellen welk spel gespeeld wordt. De kritische zin van de lezer  wordt ondergraven, doordat de verhalen meestal worden verteld door een kind. Dat ontneemt de lezer zijn eerste argwaan en vergroot zijn welwillendheid. Immers, een kind is in beginsel argeloos en betrekkelijk onschuldig, niet direct uit op list, bedrog of chantage. De lezer denkt niet onmiddellijk aan een valstrik of geweldadigheid. Hij stelt zich al lezend kwetsbaar op. Daarmee loopt hij in de val, die Ocampo in haar verhalen zet.


Mythische wereld
Het kind, dat vertelt, lijkt zó weg gelopen uit de wereld van de boze sprookjes. Het is handig, slim, gewiekst en allerminst argeloos. Het kent de eigen belangen en positie, de zwaktes van de volwassenen en de eigen sterkte. Het kind is in zekere zin een ‘unverfroren’ verteller, het wordt nergens koud of warm van. Het neemt de wereld zoals die is voor lief en vindt zijn eigen weg. Het volgt de wetten en regels zonder emotie. Het  beweegt zich tussen de uitdrukkingsloze pop en de engel,  wezens aan wie het zich  in veel van deze verhalen lijkt te spiegelen. Pop en engel hebben beiden ‘uitgestreken’, onpersoonlijke gezichten – ‘baby faces’ niet doorleefd, ongeboren en vanaf het begin reeds voltooid. De kind-verteller heeft in Ocampo’s verhalen, naar mijn idee, vaak als het ware de blik van een engel of een pop, onverstoorbaar, schijnbaar goedhartig en ongevaarlijk. Dat is bedrieglijk. De lezer moet op zijn hoede zijn voor wat er staat te gebeuren. Het kind lijkt af  en onveranderlijk, altijd klein. Niet voor niets weigeren in deze verhalen kinderen soms ‘groot’ te worden, willen ze blijven passen in een doos zoals een pop in de winkel. De kinderen verkeren in hun eigen wereld, hun eigen donker.
Met het kind als verteller belandt de lezer in de wereld van de mythe, de filosofische voorganger van het sprookje. Hierin verliezen ruimte en tijd hun voor ons hun normale werking. Ocampo vormt de werkelijkheid om tot een mythische wereld zonder echter de alledaagsheid te laten schieten. En dat heeft een vervreemdend effect. De verteller deelt, als was hij alleen toeschouwer, mee wat er gebeurt, hij ‘vertelt’ de dingen die gebeuren zonder dat hij acht slaat op de logica ervan. Er is sprake van allerhande voorvallen, maar hun samenhang blijft in het midden. De verteller stuurt de lezer links of rechts af, zonder dat hij de kans krijgt om te protesteren. Immers tijd en ruimte zijn niet meer continu in logische zin, maar blijven wel  dimensies in de wereld van alledag. Ook in dit opzicht doet het werk aan een sprookje denken, maar dan verteld als wereld gezien door de ogen van een kind.
Het verhaal als cocon
In  verhalen als the Imposter, the Prayer, Magush, the Autobiography en the Revelation ontwikkelt nieuwsgierigheid zich tot een eigenschap, die een grens overschrijdt en terecht komt in de wereld van bijgeloof en helderziendheid. Soms verwisselen personen van plaats en is er sprake van toverkunst en dood-bidden. Tijd en ruimte krommen zich om de gebeurtenis heen. De vertelling wordt een cocon. Ook in dit opzicht leunen Ocampo’s verhalen tegen het sprookje aan, dat telkens weer verteld kan worden en niets van haar spanning verliest. Tegelijkertijd houdt elk verhaal de lezer in de greep van een soort noodzaak, iets onvermijdelijks, wat je als lezer niet kunt of wilt tegenspreken. ‘Het gebeurt’ of je het leuk vindt of niet. De meeste verhalen eindigen dan ook of met een onomkeerbare metamorfose  - de tuinman wordt een plant - of met de dood (de vrouw die haar eigen bio-grafie schrijft; de bruid gestoken door de giftige spin). De verhalen zijn definitief en absoluut en werken daarom, denk ik, nog lang na. Ze hebben iets van een salto mortale in zich, hoe vriendelijk het soms ook begint met een voorbeeldige pop of een lievelingshondje,met het geluid van een verre drum of de reis op een schip. Een koprol, die slecht eindigt. Het zijn geen vrolijke verhalen – geen happy end. Maar ze zijn des te intrigerender.
Geen verlossing
Ocampo komt nooit tussen beide; zij interveniëert niet met een levensreddende ingreep, een veroordeling of een moralistisch vingertje. Zij laat de lezer helemaal  aan zijn lot over. ‘Er gebeurt,’ zal ze laconiek zeggen.  Ze raamt de verhalen niet in een kader van Goed en Kwaad.  Ethiek ontbreekt ten enemale. Het zijn daden en gebeurtenissen, die zich voltrekken. De verteller kijkt ernaar en stelt vast, maar geeft geen moreel oordeel over het bedrog, het pesten, de vergiftiging, de droom. Ocampo gaat ver en  overschrijdt ook hier een grens. Ze is er ongetwijfeld beter in als kunstenaar om de wereld te laten zien dan haar te be-oordelen. Ze laat de lezer volstrekt bungelen en spartelen, maar doet niets. Geen sprankje mededogen.  Dit verklaart wellicht waarom ooit een jury voor de nationale literatuurprijs van Argentinië haar verhalen afwees als ‘te wreed.’ De enige verlossing, die de verhalen kennen, is de dood of de metamorfose. Het kan zijn dat ze, zoals ze zelf in het voorwoord schrijft, op deze manier de lezer min of meer wil dwingen om zelf een oordeel te vormen, in het leven een keuze te maken. Niet weg te kijken, zoals we allemaal graag doen, wanneer het menens wordt zoals in de zgn. ‘vuile oorlog’ van de Argentijnse generaals. Is haar werk dan toch misschien een (verhuld) protest in de tijd dat de Argentijnse elite, waartoe ze behoorde, ‘wegkeek’ van het geweld en de misdaden?
Wie ben jij, lezer?
Ook sprookjes hebben met al hun wreedaardigheid uiteindelijk een opvoedende waarde doordat ze kinderen willen wakker maken uit hun zgn. onschuld. Maar wreedheid doet geestelijk en lichamelijk pijn. Misschien onderkent de lezer dit eerder dan vroomheid, liefde, braafheid, ja dan moed – hoe  ‘cru ‘ dit ook klinkt. Onder de dekmantel van de verbeelding spreekt Ocampo de lezer aan, schudt hem ruw door elkaar en roept: ‘en jij?, wat ben jij, een engel, een pop, een kind, een mens?’  Of, in haar eigen woorden uit de introductie van de verhalenbundel: ‘What matters is what we write: that is what we are, not some puppet(!) made up by those who talk and enclose us in a prison so different from our dreams. Will we always be students of ourselves?’ Om met een paradox te eindigen: de  verhalen zijn  fantastisch om te lezen en met het oog op liefde geschreven.


‘Thus Were Their Faces’ Silvina Ocampo
The New York Review of Books 2015
Vertaling Daniel Balderston

Geen opmerkingen:

Een reactie posten