Een Kind in de Literatuur
Door: Derk Cools
Tip van de sluier
Soms duurt het
even, voordat je in de gaten hebt, waarom een verhaal blijft doorzingen. Of
waarom je het nog een keer wilt lezen. Dan komt de klik en de knik. Dat is het
ware verhaal, van de ware schrijver. Dit geldt zeker voor de fantastische,
korte verhalen, die Silvina Ocampo (1903-1993) geschreven heeft. Ze was een
Argentijns schrijfster, die lang in de schaduw van Borges en van Adolfo Bioy
Casares (haar echtgenoot) is gebleven. Op zich geen schande, zij waren
literaire reuzen. Maar met het verstrijken van de tijd, wordt ook Ocampo erkend
als een grootheid in de wereldliteratuur. Een selectie van verhalen, die
gebundeld werden in een Engelse vertaling “Thus Were Their Faces”, verscheen veertig
jaar na dato van de eerste publicaties. Ze gaan over vrienden en geliefden, over
poppen, honden, gasten, de oppas, een tuinman, babies, spiegels, een fluwelen
jurk, een bruidsluier, over vrome meisjes, gebed, straf en kwajongensstreken.
Over dromen. Ze spelen zich af, zeg maar, om de hoek, hier in je (eigen) land,
stad of dorp; en niet ver terug in de tijd, maar gewoon nu, terwijl je zit te
lezen. Hoe alledaags ook, vrijwel alle verhalen maken een onverwachte draai.
Voordat je het als lezer beseft, doe je mee in het verhaal of ben je
medeplichtig. Want plotseling veranderen de hoofdpersonen. De tuinman vergroeit
met de grond als plant. Kinderen in het vliegtuig, dat neerstort, vliegen weg
als engeltjes omhoog naar de hemel. De vrouw des huizes ondergaat een
persoonsverwisseling. In de bruidsluier huist een giftige spin. Een
kinderfeestje eindigt in een brandend huis. Een heilige blijkt een ‘kwaje.’ De fluwelen
jurk sluit zich om de vrouw, die er niet meer levend kan uitkomen. De
lievelingshond wordt het galgenmaal voor een bezoeker.
Dit is slechts
een tip van de sluier. Een hint ook naar het macabere,dat haar verhalen
kenmerkt. Maar elk literair verhaal is meer dan zijn plot of ontknoping. En dat
geldt zeker voor de vertelkunst van Ocampo. De verhalen zijn knap geschreven en
onvergetelijk. Haar stijl is direct, beknopt, zorgvuldig en soepel, rijk aan
beelden en onmisbare details. Ze zijn ook meeslepend en verrassend als verhaal,
spannend bijna en vaak ongemakkelijk.
De verhalen
hebben vaart, waardoor er nauwelijks tijd is om vast te stellen welk spel
gespeeld wordt. De kritische zin van de lezer
wordt ondergraven, doordat de verhalen meestal worden verteld door een
kind. Dat ontneemt de lezer zijn eerste argwaan en vergroot zijn
welwillendheid. Immers, een kind is in beginsel argeloos en betrekkelijk
onschuldig, niet direct uit op list, bedrog of chantage. De lezer denkt niet
onmiddellijk aan een valstrik of geweldadigheid. Hij stelt zich al lezend
kwetsbaar op. Daarmee loopt hij in de val, die Ocampo in haar verhalen zet.
Mythische wereld
Het kind, dat
vertelt, lijkt zó weg gelopen uit de wereld van de boze sprookjes. Het is
handig, slim, gewiekst en allerminst argeloos. Het kent de eigen belangen en
positie, de zwaktes van de volwassenen en de eigen sterkte. Het kind is in
zekere zin een ‘unverfroren’ verteller, het wordt nergens koud of warm van. Het
neemt de wereld zoals die is voor lief en vindt zijn eigen weg. Het volgt de
wetten en regels zonder emotie. Het
beweegt zich tussen de uitdrukkingsloze pop en de engel, wezens aan wie het zich in veel van deze verhalen lijkt te spiegelen.
Pop en engel hebben beiden ‘uitgestreken’, onpersoonlijke gezichten – ‘baby
faces’ niet doorleefd, ongeboren en vanaf het begin reeds voltooid. De
kind-verteller heeft in Ocampo’s verhalen, naar mijn idee, vaak als het ware de
blik van een engel of een pop, onverstoorbaar, schijnbaar goedhartig en
ongevaarlijk. Dat is bedrieglijk. De lezer moet op zijn hoede zijn voor wat er
staat te gebeuren. Het kind lijkt af en onveranderlijk,
altijd klein. Niet voor niets weigeren in deze verhalen kinderen soms ‘groot’
te worden, willen ze blijven passen in een doos zoals een pop in de winkel. De
kinderen verkeren in hun eigen wereld, hun eigen donker.
Met het kind als
verteller belandt de lezer in de wereld van de mythe, de filosofische
voorganger van het sprookje. Hierin verliezen ruimte en tijd hun voor ons hun normale
werking. Ocampo vormt de werkelijkheid om tot een mythische wereld zonder
echter de alledaagsheid te laten schieten. En dat heeft een vervreemdend
effect. De verteller deelt, als was hij alleen toeschouwer, mee wat er gebeurt,
hij ‘vertelt’ de dingen die gebeuren zonder dat hij acht slaat op de logica
ervan. Er is sprake van allerhande voorvallen, maar hun samenhang blijft in het
midden. De verteller stuurt de lezer links of rechts af, zonder dat hij de kans
krijgt om te protesteren. Immers tijd en ruimte zijn niet meer continu in
logische zin, maar blijven wel dimensies
in de wereld van alledag. Ook in dit opzicht doet het werk aan een sprookje
denken, maar dan verteld als wereld gezien door de ogen van een kind.
Het verhaal als cocon
In verhalen als the Imposter, the Prayer,
Magush, the Autobiography en the Revelation ontwikkelt nieuwsgierigheid zich tot
een eigenschap, die een grens overschrijdt en terecht komt in de wereld van
bijgeloof en helderziendheid. Soms verwisselen personen van plaats en is er
sprake van toverkunst en dood-bidden. Tijd en ruimte krommen zich om de
gebeurtenis heen. De vertelling wordt een cocon. Ook in dit opzicht leunen
Ocampo’s verhalen tegen het sprookje aan, dat telkens weer verteld kan worden
en niets van haar spanning verliest. Tegelijkertijd houdt elk verhaal de lezer
in de greep van een soort noodzaak, iets onvermijdelijks, wat je als lezer niet
kunt of wilt tegenspreken. ‘Het gebeurt’ of je het leuk vindt of niet. De
meeste verhalen eindigen dan ook of met een onomkeerbare metamorfose - de tuinman wordt een plant - of met de dood
(de vrouw die haar eigen bio-grafie schrijft; de bruid gestoken door de giftige
spin). De verhalen zijn definitief en absoluut en werken daarom, denk ik, nog
lang na. Ze hebben iets van een salto mortale in zich, hoe vriendelijk het soms
ook begint met een voorbeeldige pop of een lievelingshondje,met het geluid van
een verre drum of de reis op een schip. Een koprol, die slecht eindigt. Het
zijn geen vrolijke verhalen – geen happy end. Maar ze zijn des te
intrigerender.
Geen verlossing
Ocampo komt nooit
tussen beide; zij interveniëert niet met een levensreddende ingreep, een
veroordeling of een moralistisch vingertje. Zij laat de lezer helemaal aan zijn lot over. ‘Er gebeurt,’ zal ze laconiek
zeggen. Ze raamt de verhalen niet in een
kader van Goed en Kwaad. Ethiek
ontbreekt ten enemale. Het zijn daden en gebeurtenissen, die zich voltrekken.
De verteller kijkt ernaar en stelt vast, maar geeft geen moreel oordeel over
het bedrog, het pesten, de vergiftiging, de droom. Ocampo gaat ver en overschrijdt ook hier een grens. Ze is er
ongetwijfeld beter in als kunstenaar om de wereld te laten zien dan haar te
be-oordelen. Ze laat de lezer volstrekt bungelen en spartelen, maar doet niets.
Geen sprankje mededogen. Dit verklaart
wellicht waarom ooit een jury voor de nationale literatuurprijs van Argentinië
haar verhalen afwees als ‘te wreed.’ De enige verlossing, die de verhalen
kennen, is de dood of de metamorfose. Het kan zijn dat ze, zoals ze zelf in het
voorwoord schrijft, op deze manier de lezer min of meer wil dwingen om zelf een
oordeel te vormen, in het leven een keuze te maken. Niet weg te kijken, zoals
we allemaal graag doen, wanneer het menens wordt zoals in de zgn. ‘vuile
oorlog’ van de Argentijnse generaals. Is haar werk dan toch misschien een (verhuld)
protest in de tijd dat de Argentijnse elite, waartoe ze behoorde, ‘wegkeek’ van
het geweld en de misdaden?
Wie ben jij, lezer?
Ook sprookjes hebben
met al hun wreedaardigheid uiteindelijk een opvoedende waarde doordat ze
kinderen willen wakker maken uit hun zgn. onschuld. Maar wreedheid doet geestelijk
en lichamelijk pijn. Misschien onderkent de lezer dit eerder dan vroomheid, liefde,
braafheid, ja dan moed – hoe ‘cru ‘ dit
ook klinkt. Onder de dekmantel van de verbeelding spreekt Ocampo de lezer aan,
schudt hem ruw door elkaar en roept: ‘en jij?, wat ben jij, een engel, een pop,
een kind, een mens?’ Of, in haar
eigen woorden uit de introductie van de verhalenbundel: ‘What matters is what
we write: that is what we are, not some puppet(!) made up by those who talk and
enclose us in a prison so different from our dreams. Will we always be students of ourselves?’ Om met
een paradox te eindigen: de verhalen
zijn fantastisch om te lezen en met het
oog op liefde geschreven.
‘Thus Were Their Faces’ Silvina Ocampo
The New York Review of Books 2015
Vertaling Daniel
Balderston
Geen opmerkingen:
Een reactie posten