maandag 5 oktober 2015

Magie van het Korte verhaal




Gepubliceerd in de Ñapa van de Amigoe, 12/09/2015



In dit klein essay laat ik mijn gedachten gaan over de magie van het Korte Verhaal. Het is een literair genre dat heel goed past bij onze zo haastige tijd. Het is ook een intrigerend en boeiend genre. En het is niet eenvoudig onder woorden te brengen waarin het geheim van dit genre schuilt. Als je er over nadenkt, ontglipt het je vaak. Je herleest het verhaal nog eens. Soms helpt dat. Toch weet je vaak nog steeds niet precies waarom je het verhaal, dat je gelezen hebt, zo goed vindt. Goed, wat is goed? Spannend, emotioneel, droevig, uitbundig, opwindend? Ja, dat kan allemaal wel, maar zegt nog niet waarom het zo’n adembenemend verhaal is. Ik doe hieronder een gooi naar het geheim van het Kort Verhaal. Ik roep de Japanse schrijver Haruki Murakami erbij, die mij met zijn bundel Birthday Stories op het goede spoor zet. Ook de Amerikaanse schrijver van korte verhalen Raymond Carver snelt me te hulp.

Het is waar, in deze tijd hebben de meeste mensen haast, veel haast. Ze hebben het druk en weinig tijd voor lezen. Ze lopen bij wijze van spreken zichzelf haastig voorbij. Een Kort Verhaal heeft de charme dat het ergens onderweg gelezen kan worden. Natuurlijk op het gevaar af dat je het weer snel vergeet als het je niet echt raakt. Haruki Murakami schreef een boekje over hardlopen en schrijven. Het draagt de titel ‘What I talk about when I talk about running.’ Niet elke schrijver is natuurlijk een jogger of hardloper. Murakami blijkt een ware marathonloper met veel ervaring. Het meeste dat hij weet over het schrijven van fictie heeft hij geleerd tijdens het hardlopen, schrijft hij! Hardlopen is dus rustgevender dan gewone haast in het dagelijkse leven? Het geeft gelegenheid tot nadenken! Haast is niet productief, running wel? Murakami vertelt dat schrijvers en runners veel gemeenschappelijks delen. Ze moeten regelmatig oefenen, zich inspannen en onderwerpen aan discipline, doorzetten en pijn lijden. Ze herkennen elkaar hierin – zoals Murakami en Raymond Carver. Grappig is dat Murakami de titel van zijn boekje ontleend heeft aan een bundel van deze Amerikaanse schrijver van spannende verhalen, Raymond Carver ‘What we talk about when we talk about love.’ Murakami heeft alleen het woordje love vervangen door running. Hij wil laten zien dat hij in dezelfde geest schrijft als Carver en met evenveel spirit. Carver’s boekje bevat een rijke collectie korte verhalen van superieure klasse. Maar als je het uit hebt, zit je toch weer met de levensgrote vraag waarom zijn dit nu zulke goede verhalen.


Een kort verhaal is, naar mijn mening, verdienstelijk wanneer het bij wijze van spreken lang duurt of als het nog voortduurt, wanneer het al voorbij is! Het moet nog nawerken. Een kleine paradox, Spielerei met de Tijd, die ons helpt het geheim van het Korte Verhaal beter te begrijpen. Want daarover gaat het hier. Haruki Murakami stelde een bundel van Engelse verhalen samen onder de titel Birthday Stories. De Birthday herinnert ons aan het begin van ons leven, dat we zelf niet kennen. Tegelijkertijd is het een dag, die we ons meestal heel wel bewust zijn. Iedereen kan zich er dan ook iets bij voorstellen. Kadootjes, bezoekers, muziek, een taart, spelletjes. Het is een dag vol emoties, spanning, twijfel of hoop. De verjaardag is het feest van de verrassing, zoet soms bitter. De schrijver van een birthday story gunt zichzelf maar weinig tijd. Dat scherpt de pen, de humor, de waarneming, de conversaties, het verhoogt het tempo in het verhaal en verdicht de tekst. Het is voor de schrijver er op of er onder. Hij beklimt het podium en moet zonder omhaal zijn kunst vertonen. Ontsnappen is niet mogelijk. Aan het eind van de verjaardag valt onherroepelijk de nacht. Het verhaal is uit. De jarige is een dag ouder, blij, moe, bedroefd, dankbaar, gekwetst of wijzer. 


Een birthday story bevat alle ingrediënten, die in wezen elk goed Kort Verhaal kenmerken. Het kent een grote emotionele intensiteit, een compacte vorm, heftige spanning en een gebeurtenis al dan niet noodlottig van karakter. Het cirkelt rond de verrassing zoals bij een verjaarsfeest. Daarin gaat het geheim van het Kort Verhaal schuil. Het kent een grote lading, een intensiteit van tijd en samengebalde emoties, ook zonder knal heeft het een echo. 

De bundel Birthday Stories geeft ons een inzicht in wat de schrijver Murakami zelf een goed Kort Verhaal vindt. Hij brengt ons op het spoor van goede story tellers in het Engelse taalgebied. Ik noem uit zijn bundel naast Raymond Carver ook Denis Johnson en Russell Banks. Zij hebben ieder korte verhalen op hun naam staan. Sublieme soms hallucinerende verhalen. Het verbaast niet dat zij ook dichters zijn. Het zijn schrijvers in staat om kort en indringend te schrijven, beeldend en intens, rauw en aards. Als lezer staat je soms het zweet in de handen, doordat je bijna vergeet te ademen in de moordende stilte, waarin de gebeurtenissen in het verhaal zich voltrekken. Denis Donoghue schrijft: ‘In Raymond Carver’s stories, it is dangerous even to speak.’ Het spreken trekt het gevaar aan, dat overal in het Korte Verhaal rondwaart. Het is als de steen, die een helling afrolt en een lawine los maakt. Stilte is een reactie op dit gevaar dat als geweld door de naden van het bestaan kruipt. Geweldadigheid ligt overal in het verhaal op de loer, neemt de vorm aan van onzekerheid, gevaar, misdaad, noodlot. Zoals in de Birthday story ‘the Bath’ (van Carver), waarin het jarige jongetje in het verkeer wordt aangereden, in het ziekenhuis terecht komt, bewusteloos of in coma geraakt, dokters en zusters in- en uitlopen, zijn ouders bij het bed zitten in grote onzekerheid en zichzelf bij herhaling geruststellen, een verhaal dat eindigt met een telefoontje....


De moordende stilte in het Kort Verhaal is eigenlijk een kort oponthoud in het aanhoudend geweld van gebeurtenissen en voorvallen. Het is in het verhaal het moment, waarop de afgrond van het bestaan zich opent. Het moment van de duizeling. Tijdens dat oponthoud openbaart zich vaak in de banaliteit van alledag de ethiek in de vertelling. Mensen staan voor een beslissing. Ze moeten kiezen. De tijd verstrijkt, in het verhaal resten nog maar een paar bladzij, meer niet. Het moet nu gebeuren. Het is nu, de daad of de misdaad, de confrontatie met zichzelf of met de Ander. Heel soms dient zich de mogelijkheid van een metamorfose aan, een gedaantewisseling als laatste uitvlucht uit een benarde situatie. 


In het korte verhaal is er de condensatie van het leven, het alles of niets. Het is bij uitstek het genre waarin de morele vraag zich plotseling kan aandienen om even snel weer te verdwijnen. Een goed voorbeeld uit de bundel Birthday Stories is het verhaal van de schrijver Denis Johnson, getiteld Dundun. Dit is de naam van de jarige hoofdpersoon, die op die feestdag ruzie krijgt met zijn vriend Mc Innes en hem neerschiet. In de auto op weg naar het ziekenhuis dwingt Dundun zijn gewonde vriend te zeggen: ’Tell them (in het ziekenhuis) it was an accident. Okay?  .. ‘Promise,’ Dundun said. But Mc. Innes said nothing. Because he was dead.’ Dit is een staaltje van een Birthday Story, waarin de schrijver in één keer alle opgekropte energie lostrekt. Dit is een goede illustratie van het genre Korte Verhaal in volle werking, onweerstaanbaar, fel, explosief, in dit geval zelfs dodelijk. Verrassing, stilte, ethiek, de duizeling, het is er allemaal in het korte verhaal.


Tot slot nog dit. Raymond Carver schreef aan het eind van zijn leven het boekje ‘A new Path to the Waterfall.’ Hij schreef het toen de dood hem op de hielen zat. Hij had haast, grote haast. Hij koos passages uit verhalen van de Russische schrijver Tsjechov en schreef er eigen, dichterlijke teksten naast. Het is een ode aan het leven en aan Tsjechov, die hij beschouwde als de meester van het Korte Verhaal. In dit sublieme werkje is het onderscheid tussen het Kort Verhaal en het parlando-gedicht (proza gedicht) vrijwel geheel verdwenen. Met deze hommage naderde Raymond Carver zijn grote voorbeeld Tsjechov misschien nog het meest. 



Haruki Murakami, Birthday stories, in Harvill Press 2002


Raymond Carver, A New path to the Waterfall, in Harvill Press 1989


Denis Johnson, Jesus’ Son, in Picador 1992

zondag 30 augustus 2015

De Wolvin van Gimignano



De Wolvin van Gimignano

Derk Cools 

 zie coolsplanet. blogspot.com: Stories- Verhalen





zondag 23 augustus 2015

Murakami, de kleurloze Tsuruku Tazaki en zijn pelgrimsjaren







De kleurloze Tsukuru Tazaki en zijn Pelgrimsjaren

Van  Haruki Murakami

Als altijd schrijft Murakami ook dit keer weer soepel, buigzaam en geruisloos. Je kunt rustig, ongestoord in een hoekje lezen. Dit keer is het minder bizar, absurd en extreem op een zesde vinger aan een hand na. De storm van enthousiasme over dit werk is gaan liggen. Er zijn honderden recensies geschreven. Het is een realistische roman, die dicht bij het leven van alledag blijft. De gebruikelijke uitstapjes in het heelal blijven beperkt. De kleurloze Tsuruku is uit het paradijs van zijn verloren jeugd verdreven door zijn eigen vrienden en hij weet niet waarom. Het is een Kafkaësk vonnis. Absoluut en definitief. In zijn pelgrimsjaren daarna probeert hij de schok te verdringen, buigt hij het hoofd. Van het randje van de dood keert hij langzaam terug in het leven – de doodservaring kleurt zijn verdere bestaan, grijs, kleurloos, gedisciplineerd. Na zestien jaar achterhaalt Tsuruku de verrassende waarheid door gesprekken met zijn voormalige vrienden. De pelgrimsjaren brengt hij door in een ordelijk bestaan als bekwaam ingenieur van stationsbouw, met korte ontmoetingen en vriendschappen, dromen, slapeloze nachten. Een bijna wezen-loos leven van een man die vaak zijn tanden poetst, zijn handen wast, zich reinigt. Hij weet niet te ontsnappen aan het vonnis en de breuk, die hij niet verklaren kan, maar wil vergeten. Hij slaapwandelt nauwgezet door het leven zoals dat georganiseerd is en voegt zich naar omstandigheden, neemt de kleur aan van de omgeving, voelt zich een leeg vat. Hierin schuilt de kern van zijn levenswijze zoals zijn vroegere vriendin in Finland – een pottenbakster –  bijna imperatief bevestigt. Wees een leeg vat,Tsuruku! Volgens de I-Ching gaat het geheim van een aardewerkpot/vaas schuil in zijn leegte. Daarin ligt zijn bruikbaarheid. De kracht van een mens rust in zijn vermogen de vrije krachten van het ongevormde leven in een gevecht tot zich te nemen en zo te veranderen (de ene Tsukuru is de andere niet meer). Dit is het gevecht tegen het oordeel, het vonnis, dat zich aan de oppervlakte van het geordende leven voltrekt. (zie Gilles Deleuze: Afrekenen met het oordeel, in Kritisch en klinisch, essays over literatuur en filosofie) Murakami is niet behept met het Westerse gevoel van schuld, maar zal er niet onbekend mee zijn. Hoogstens is Tsuruku belast met schaamte en zwak in zijn levenshouding door het alsmaar opschorten van het noodzakelijke gevecht om de krachten te verzamelen, zich te bevrijden van het oordeel (opschorten, een neiging die aansluit bij een dodencultus, een oosterse levensvisie, bij het slaapwandelen door het leven??) De kalme, rustgevende toon en stijl van schrijven passen bij het verzaken en uitstellen door Tsukuru van het gevecht – gevolg van de doodservaring? Tegelijkertijd weet Murakami toch de lezer mee op sleeptouw te nemen. Hij neemt je mee in de trein, naar de bar,  het zwembad,  het restaurant, het station, in het vliegtuig, naar Finland en zet je op een stoel bij de gesprekken die hij met zijn vriendin Sara, zijn vriend Haida en zijn vroegere vriendenkring voert. Hoe gewoon en ernstig meestal, het gesprek kabbelt uit zichzelf en is bijna muziek. Hij fluistert melodisch en vaak melancholisch zodat de lezer aandachtig moet luisteren om gelijke pas te houden met Tsuruku's leven, dat opgaat in een onbestemd donker. Het is een stille roman. De laatste zin van de roman luidt dan ook : Toen was er alleen nog het ruisen van wind tussen witte  berken.

dinsdag 11 augustus 2015

Katja Petrowskaja, Vielleicht Esther





Vielleicht Esther


Katja Petrowskaja


Uitgegeven bij Suhrkamp in 2015

Google maar wie deze schrijfster is, die voor dit werk de Ingeborg Bachmann kreeg toegekend. Ze is geboren in Kiew, van Joodse afkomst en werkt in Berlijn. Het werk verhaalt in fragmenten de lotgevallen van haar familie en ontleent de titel aan haar overgrootmoeder van vaders kant, die misschien Esther heette, zegt haar vader en in Kiew achterbleef te oud om te vluchten en vermoord werd door de Nazis bij Baby Jar. Het werk is een zoektocht en een reis, soms googelend meestal fysiek, naar haar familieleden, die ze als het ware ontmoet in Odessa, Warschau, Mauthausen en Kiew. Het is een mozaïek aan herinneringen van mensen die weggerukt zijn, vergast, vermoord omdat ze als Joden niet mochten deelnemen aan het leven in Midden Europa. Hoewel de schrijfster telkens zoekt naar afkomst en herkomst, draagt het fragmentarisch karakter bij aan een beleving in het heden en een beeldvorming van levende mensen en niet van doden. Het zijn mensen met wie de schrijfster leeft – tegen wil en dank. De gebeurtenissen komen dankzij de techniek van de hrinnering en het inzoomen dichterbij maar behouden hun bizonder karakter. De privacy wordt niet geschonden, terwijl toch sprake is van een grote intimiteit met de familieleden, die ze tegenkomt. Ze worden geen historische figuren, maar blijven mensen uit eenzelfde stamboom zoals in verwondering wordt ontdekt. Bijna sereen komen ze over het voetlicht, in een gloed van mededogen en melancholie. Het maakt het mogelijk als lezer telkens weer terug te keren naar de gebeurtenissen, die onaf als ze zijn een eigen volmaaktheid in zich dragen. Er is altijd een tederheid die door de herinnering heen klinkt zoals verteld. Er blijven dingen, gebeurtenissen onopgehelderd zoals ook het leven van de niet-joodse grootvader die pas na vele jaren terugkeert. Ook de laatste, zoals door de schrijfster 'gedachte' ontmoeting tussen Vielleicht Esther, de oude vrouw en de Duitse officier op straat, die zij vermoedelijk in het Duits met een joods accent de weg vraagt naar Baby Jar blijft hangen als ongekend - zij worden beiden niet in het gezicht gezien, maar blijven hardnekkig met de rug naar de schrijfster staan.

In het boek zijn ook enkele fotootjes opgenomen van familieleden zoals de oprichter van de doofstommen scholen en van de achteroom, Judas Stern, die midden in Moskou in 1932 een aanslag pleegde op een Duitse diplomaat en daarvoor in een schijnproces ter dood werd veroordeeld – zonder dat ooit maar een moment naarvoren is gebracht dat het hier om een Joodse man ging – vlak voordat Hitler in Duitsland aan de macht kwam.

De fotootjes, de melancholie, het fragmentarische, het documentaire en de poëtische stijl doen me denken aan het werk van W.G.Sebald, die op bijna soortgelijke wijze een geschiedenis van de twintigste eeuw heeft geschreven. De zoektocht laat het fragmentarische van de herinneringen en het verleden in tact. De verbeelding maakt het mogelijk de herinneringen te beschermen tegen aantasting door de tijd. Zij lichten op in de taal, die voor de schrijfster bovendien de functie heeft het verleden tot leven te roepen in woorden en klanken, die  gesproken werden door de Ander, de vijand en zo de emoties te onderwerpen aan een nieuwe vormgeving en discipline. De losse structuur van het verhaal versterkt de klank van de stemmen, die aan het woord worden gelaten. Het is een uitzonderlijke stijl, poëtisch, weloverdacht en gaaf, die de schroomvalligheid van de schrijfster weerspiegelt en de barbaarsheid van de moorden op een delicate wijze in al zijn wreedheid toont.


zaterdag 1 augustus 2015

le Clézio Désert




Le Clézio

Désert,
vertaald in het Engels  door C.Dickson in 2008

De woestijn of the desert, vertaald uit het franse désert, het boek waarmee de schrijver le Clézio eind jaren zeventig doorbrak naar het grote publiek na een korte experimentele fase als nouveau roman schrijver zoals Robbe Grillet en Michel Butor. Het vertelt van de tragische ondergang van het woestijnrijk van het Toeareg volk, de Blauwe ruiter, en de tragiek van de immigrant uit de Sahel, rond de vorige eeuwwisseling, aan de hand van de lotgevallen van het meisje Lalla  in Marseille en Tanger.
Het is bijna zo actueel als de dag van vandaag met zijn Boko Haram en bootmigranten in de Middellandse Zee. Gevechten tussen orthodoxe moslims en christenen, de uittocht uit de Sahel- landen naar het beloofde land. Een herhaling in nieuwe gedaante. De meedogenloosheid van het leven, de botsing van culturen en ideologie.
Het is niet alleen een historische roman, maar ook een geografisch werk of beter nog een landschappelijke vertelling, waarin de lezer de woestijn aan den lijve ervaart. In dat opzicht is het een lijfelijk werk dat alle zintuigen en zinnen de ruimte geeft. De hoofdpersonen worden in hun natuurlijke omgeving geplaatst, hun fysieke ervaringen van de woestijn en ook de westerse stad zijn indringend. Het verhaal is op de huid van de lezer geschreven. Het heeft de sensatie van nabijheid en daarmee ook van traagheid, een natuurlijk ritme dat niet is te versnellen en vraagt om geduld van de lezer. Dag en nacht, hitte en koude, vogels en ruimte, licht, zinderend licht dat verblindt en de huid samentrekt. Niet ontdaan van emoties, is de roman in hoofdzaak een lange beschrijving van de mens in de natuur, een harde, medogenloze natuur, van een eeuwenlange symbiose tussen de Tuaregs en het land, die zijn grenzen bereikt met de komst van het kolonialisme, dat de mens los maakt uit zijn tradities, gewoonten en culurele mentaliteit. De ondergang van deze territoir gebonden cultuur en zijn mensen is onvermijdelijk tijdens de confrontatie met de westerse indringers en hun wapens, hun zucht tot overheersing. Als gevolg van de bijna fenomenologische benadering, komen de hoofdpersonen - Nour, de jongeling, Lalla het meisje en fotomodel, Radisz de zigeuner en dief, de sjeik en de onzichtbare es Ser - niet als individuën uit de verf, maar blijven ze karakteristieke representanten van een volk dat verloren gaat. Hun monotheistische, hun nomadische en tribale levenswijze worden in hun eigen volheid geschetst, maar door de westerlingen ervaren en gezien als fanatisme en fatalisme, sectarische verblinding, onbruikbare mystiek en suicidaal monisme. Zij zijn verliezers van meet af aan doordat gekozen is door de schrijver voor een roman in een historische setting, waarvan de afloop vast staat. De passages over het leven in de woestijn zijn niettemin vaak lyrisch, fenomenaal en dromerig, traag en symbiotisch. Het is de gevangenschap van de mens die zich technisch en geestelijk niet kan losmaken van zijn oorsprong en land. De lyriek kan gelezen worden als mededogen met de in zijn eigen wereld opgesloten Toeareg, die zijn ondergang tegemoet gaat.

maandag 11 mei 2015

Op reis met Kafka en Winterson



geplaatst in de Ñapa van de Amigoe , afdeling literatuur, 09/05/2015

Op reis met Kafka en Winterson

Verhaal of vertelling

Op school leer je lezen en schrijven en rekenen. Ik zou bijna zeggen leer je de techniek ervan. Rekenen blijkt moeilijk. Wie doet het nog zonder rekenmachine? Schrijven is ook lastig, zeker als het gaat om papiamentu met zijn fonetisch spellen. Maar lezen kan toch iedereen, als hij geen analfabeet is. Toch is dit een misverstand. Ja, een sms’-je, dat lukt nog wel. Maar een literair werk lezen is wat anders. Dat vergt iets van de lezer. Ik zal dit verduidelijken aan de hand van twee schrijvers, Franz Kafka (via Roberto Calasso) en Jeanette Winterson.
‘Wat je nodig hebt is durf om in de tekst te duiken.’ Met deze aanmoediging eindigt Brede Kristensen zijn artikel over Lezen is Leren – een gedurfde reis. Reizen is soms gevaarlijk maar vaak niet echt gedurfd. Men volgt meestal gebaande wegen, zelfs de bungy jumper of the canopy walker, de moderne waaghalzen in het oerwoud (als dat nog bestaat en niet is omgetoverd tot amusementspark). Lezen is een uitdaging en amusement. Dat geldt ook voor een literair werk. Toch wordt een roman soms weggelegd als te moeilijk. Een roman is, vindt men, voor de vrije tijd, voor de vakantie, ter ontspanning in de luie stoel of aan het strand. Je hoeft er niet bij rechtop te gaan zitten, je oren te spitsen, te spieden. Mocht je daarin geen zin hebben, ook goed, dan lees je het maar niet, zegt de Engelse, (post)moderne novelist Jeanette Winterson*laconiek. Zo ontstaat er natuurlijk geen debat. De smaakmaker wint, vanille of pistache. Dat er op het eiland Curaçao nauwelijks sprake is van literaire kritiek hangt samen met een geringe literaire productie. Het is alsof een tijdperk voorbij is. En misschien is dat ook zo. Immers het Nederlands is de taal van een minderheid aan het worden. De kritiek wordt min of meer historisch. Een debat zoals tussen columnisten in Bookends van de New York Times is niet voor dit eiland weggelegd, tenzij de horizont wordt verlegd naar de wereldliteratuur waartoe de Ñapa soms een aanzet geeft. Ook de Letras is een rubriek, die helpt verder te kijken dan de kust van ons eiland.
Het speuren naar ongeschreven bedoelingen van een schrijver leidt vaak af van de tekst, die de lezer in handen krijgt. Het levensverhaal van de schrijver mag relevant zijn voor de schrijver als inspiratiebron, de tekst is wat hij de lezer aanbiedt. Niet zijn levenswandel of zijn al dan niet verborgen uitstapjes. Soms is het interessant te weten welke voorvallen in het leven van de schrijver een rol spelen, maar in wezen moet het voor de waardering van de tekst er niet toe doen. Een biograaf zal er plezier in scheppen hierover te vertellen. Maar ook een literair criticus zal zich niet geheel beperken tot de tekst. Neem het werk van Kafka. Het is een genot om zich in zijn romans en verhalen te verdiepen, niet om zijn intenties te ontsluiten, maar om de betekenis(sen) die schuil gaan in de tekst te ontsluieren. Het zijn heldere, gewone vertellingen. Spannend, mysterieus ook,  meestal met een hoog voltage. Over dienstmeisjes, een landmeter, een mol, een jager, een herbergier, een dronkenlap, een insect, een bazige waardin, een rechtbank, de deurwaarder etc. en daarmee over de buitenstaander of vreemdeling, intimiteit, angst, macht en machtsmisbruik. Je kunt hierbij wel een steuntje in de rug gebruiken om dat onbestemde uit de tekst te halen, b.v. de schijnbare leegte (Die scheinbare Leere), waarmee de roman het Slot opent. De Italiaanse schrijver Roberto Calasso*is een goede gids. Hij is voor mij het prototype van de ware lezer. Waarom? Hij is zeer belezen en een kenner van de Griekse en Indiase godenwereld, waarover hij voortreffelijke boeken heeft geschreven. Deze kennis geeft hij door aan de lezer. Calasso zet op de omslag van zijn boek over Kafka: ‘Iedereen heeft zijn eigen manier om uit de ondergrondse wereld naar boven te komen, ik doe dat door te schrijven’, citaat uit Franz Kafka’s werk. Voor mij is dit Kafka ten voeten uit. Raak gekozen door Calasso.  Hij laat zien hoe Kafka’s werk deel is van de literatuur en hangt diens teksten in het grote web van de wereldliteratuur. Calasso wijst de lezer op de intensiteit van Kafka’s tekst, de energie, de potentialiteit, de gelaagdheid, de ondergrondse wereld van waaruit Kafka schrijft. Hij ziet zijn schrijven als opgang naar het licht, het bestormen van de grens, het ontwaken uit een droom, de wereld boven de grond. Er is meer dan het verhaal. Het is de vertelling, waarin het ongrijpbare van het leven en wat daaraan vooraf gaat, energetisch is samengebald. Zoals in de schilderkunst b.v. Picasso zich ervan bewust was een noeste werker te zijn in het Atelier van het Schilderen, een ploeteraar die, hoe revolutionair ook, stond in de grote traditie van het schilderen. Picasso schilderde zijn Meniñas -een serie zelfs -  in navolging van de Spaanse schilder Velásquez en zijn Demoiselles naar het voorbeeld van het schilderij van el Greco, de Opening van het Vijfde Zegel. Dankzij een gids als Calasso neemt het plezier van het lezen toe. Hij blijft in de buurt van de tekst, weg van theologie of filosofie, ondanks zijn grote kennis terzake. Wat hij vooral doet, is de lezer leren lezen, precies en met grote aandacht de lading van de tekst, zijn electriserende werking ontdekken.Hij laat zien en voelen hoe onuitputtelijk Kafka’s werk is. Altijd immers zijn er diens demonen. Her-lezen is bijna onontkoombaar en telkens weer verrassend. Het is een her-beginnen met nieuwe vangsten.
Vandaag de dag neemt de creatieve lezer geen genoegen meer met een glad, recht toe recht aan verhaal van begin tot eind. Daarvoor kun je bij de TV en de film terecht om Jeanette Winterson** te parafraseren. (Het is hier niet de plaats haar werk zelf te bespreken. Zie voetnoot.) Winterson heeft een indrukwekkend oeuvre op haar naam staan, dat bekritiseerd, maar ook geprezen is. Soms loont het een schrijver over ‘lezen’ aan het woord te laten. Winterson doet behartenswaardige uitspraken in interviews, zoals: ‘Art can make a difference because it pulls people up short. It says, don’t accept things for their face value; you don’t have to go along with any of this; you can think for yourself.’En over lezen zegt ze in een inleiding op haar roman ‘Oranges are not the only fruit’: ‘This means that you can read in spirals.......I really don’t see the point of reading in straight lines. We don’t think like that and we don’t live like that. Our mental processes are closer to a maze than a motorway ...’Lijkt haar manier van schrijven op het eerste gezicht anders, experimenteel en vervreemdend, ze suggereert met deze visie dat het dichterbij het denken van de lezer staat dan hij vermoedt. Winterson verstaat de kunst om de lezer van zijn à propos te brengen. Daarmee brengt ze hem dichterbij zichzelf, bij zijn eigen mind. Ze ondergraaft vanzelfsprekendheden als ruimte en tijd en sexe, die ze een metamorfose laat ondergaan, waardoor ze het vertrouwde houvast verliezen. Haar verbeelding lijkt onbegrensd. Zij componeert teksten, waarin vertellers elkaar het woord ontnemen, heden, verleden en toekomst worden doorkruist en verwisseld, sexen worden getransformeerd. De lezer moet zijn best doen om door te gaan, want zijn eerste ervaring is ongemak en onbegrip misschien zelfs ergernis.‘I'm telling you stories. Trust me,’ schrijft ze dubbelzinnig in haar roman The Passion. Winterson vindt dat de lezer moet worden ontregeld en eerst dan wezenlijk kan genieten van de tekst, die de ogen van lezer opent voor het onverwachte, het onvoorziene, het onbekende.‘Readers, I think, are more sophisticated on the whole than critics. They can make the jumps, they can make imaginative leaps’, zegt ze met achting voor de lezer. Haalt de schrijver de lezer uit zijn gewone doen, er moet toch iets resteren dat hem blijft boeien. Daartoe maakt Winterson – net als Calasso – gebruik van haar grote belezenheid in de Engelse literatuur en van haar kennis van de bijbel, van de geschiedenis en de godenwereld uit de klassieke oudheid. Ze verweeft deze kennis met het verhaal, dat vaak weer door de goden wordt verdrongen van de eerste plaats. Voor de lezer is het nuttig een onderscheid te maken tussen vertelling en verhaal. Als vertelling sluit het werk van Winterson aan bij de orale cultuur uit de tijd van de bijbel en de Griekse godenwereld en bij onze eigen tijd van het (klets)mobieltje. En zo opent ze ‘Gut Symmetries’: ‘It began on a boat, like The Tempest, like Moby Dick, a finite closure of floating space, a model of the world in little. Here is a vas hermeticum, a sealed capsule on a rough sea. This is the alchemic vessel, resistant to change, constantly being transformed.’Zonder wonderen, zegt ze, geen leven. Doordat de vertelling het nauwelijks doorschemerend verhaal overschaduwt, springt haar virtuoze taalgebruik in het oog. Haar liefde is de taal, die toegang geeft tot de grote Engelse literatuur. Scherp, flamboyant, opwindend en komisch, paradoxaal, satirisch, speels, jubelend, duivels etc. En de Liefde zelf is haar grote thema in alle mogelijke gedaanten tot gruwelijk en bizar liefdesgedrag toe. Haar ‘Written on the Body’ opent met de zin: ‘Why is the measure of love loss?’ Zelden heb ik vergelijkbaar poëtisch proza van moderne Engelse snit gelezen. Haar boeken zijn juweeltjes, wondertjes van fabuleuze taal. Als lezer verlaat je, zoals Winterson zegt, de door de klok geregeerde tijd om in een meditatieve ruimte te duiken. Wat Winterson doet, is de lezer zijn programmering afnemen en een miraculeuze wereld ontvouwen, waar andere wetten gelden dan in het leven van alledag of in een traditioneel verhaal. De ontkoppeling van verhaal en vertelling schept ruimte voor de lezer om mee te vertellen, te fabuleren en mee te reizen op een gedurfde reis. De lezer moet zich tot het uiterste inspannen om zich de andere wetten eigen te maken en een plaats te veroveren in de vertelling. Als het lukt zich ontvankelijk te tonen voor dit proces van onthechting uit ons gewone doen, is er geen heimwee meer naar het oude verhaal, want het is onopgemerkt opgenomen in de vertelling. De lezer laat zich drijven op de golfslag van de vertelling om de woelingen in het water aan den lijve te ervaren. Het werk van Winterson nodigt hiertoe uit. Het beste advies is haar novels te lezen of beter nog soms hardop voor te lezen om de klank van de taal en de echo van de ondoorgrondelijke en onuitputtelijke liefde in haar fantastisch universum.

*Roberto Calasso: K., Wereldbibliotheek 2002
** Ik noem hier enkele titels uit Jeanette Winterson’s werk: Written on the Body; The Passion; The.Powerbook; Sexing the Cherry;  Art&Lies ; Gut Symmetries.Zie voor korte recensies coolsplanet.blogspot.com boekbesprekingen

geplaatst in de Ñapa van de Amigoe , afdeling literatuur, 09/05/2015